Startpagina | verantwoording en mensen die hebben meegeholpen
U bevindt zich hier: Startpagina // Straten E- F // Frans Halslaan

Aard van Schaik

Met mijn familie zijn wij in 1954 naar de Frans Halslaan nr. 18 verhuisd.
Het waren toen nieuwe woningen. Ik dacht dat de huur toen 11 gulden per maand was. Om te douchen hadden we een gasmeter met dubbeltjes! Wat een luxe; een douche !!

Het huidige winkelcentrum Orden was nog een weiland en café Loois voormalig Spitsbergen stond er nog. Het blok met woningen aan de Rembrandtlaan vanaf de winkels stonden er ook al.
Links zat de kapper, in het midden de groenteboer voor de waterijsjes en rechts de Spar van Roescher. De woningen verder aan de Rembrandtlaan stonden er nog niet. Later is in de kapperszaak "de Bazaar" gekomen. De Bazaar zat eerst aan de Waterloseweg waar ook kruidenier Vos zat.
Als kind speelden we Pikalillie ( zo noemden wij het) was een spel met stokken wat erg veel gespeeld werd in Orden. Als het kon maakte je een sleuf in de grond en anders gebruikte je twee bakstenen.
Toen mijn ouders in Apeldoorn kwamen wonen in 1946 werkte mijn vader eerst bij de machinefabriek Landaal aan de Brinklaan.
Via de Pieter de Hooghlaan kon je toen nog via de onbewaakte overweg van de Veenweg naar de Brinklaan fietsen.
Later is mijn vader gaan werken bij de autobussen fabriek: "Verheul" aan de Brouwersmolenweg.
In 1965 is die fabriek verplaatst naar Waddinxveen. Mijn vader heeft toen ander werk gezocht en vond dat in Nijmegen, bij de Wis en natuurkunde faculteit van de Universiteit. Hij werd daar koel -technisch monteur. Ik heb tot 1973 in Nijmegen gewoond en woon nu nog steeds in Noord -Limburg.

Aad van Schaijk.


Pikalilie:

Tiepelen
In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw werd in heel Nederland volop getiepeld. Dit nu vrijwel verdwenen spel werd ook wel ‘pinkelen’, ‘katrikken’ of ‘klinkaard spelen’ genoemd. Het is een jongensspel, dat ook door volwassen mannen werd beoefend.
Zoals bij zoveel kinderspelen waren de benodigdheden uiterst simpel. Een lange tiepelstok van 50 tot 60 centimeter die taai en veerkrachtig moest zijn en daarom vaak van berken-, eiken- of essenhout was gemaakt en een tiepel. Dit was een stokje van ca. 15 centimeter, dat iets gebogen kon zijn en al dan niet gepunte uiteinden had. De tiepel moest hard en zwaar zijn en mocht niet splinteren.
Het spel kende vele varianten. Het principe van het tiepelen bestaat uit het wegslaan, en eventueel opvangen en teruggooien van de tiepel. 14.4Spelregels
· Leg het kleine stokje (de tiepel) op de bakstenen
· Wip het met de tiepelstok op
· Sla met de tiepelstok de tiepel zo ver mogelijk weg
· Meet de afstand met de voeten (zoals met poten)
Er waren ook varianten van het spel waarbij de tiepel door veldspelers moesten worden gevangen en werden teruggegooid naar de plek van de slagman. Die legde de tiepelstok over een kuiltje in de grond. Werd de tiepelstok bij het teruggooien geraakt dan was de slagman af.
In verband met de veiligheid raden we u af deze variant te spelen.

--------------------------------------------------

Gatrik (Soendanees), Patok Lélé (Oost – Javaans) of Pinkelen.
Eerste ronde.
Hierbij werd een korte stok van ongeveer 12à 15 centimeter lengte op twee, een kleine drie centimeter van elkaar opgestelde, platte stenen of over een in de grond gemaakte sleuf geplaatst. Met een langere stok van ongeveer 30 centimeter lengte die je met het onderste gedeelte onder het kleine stokje schuift moet je nu het kleine stokje weg “zwiepen”. Je tegenstander, die een eind verder voor je staat mag proberen het weggezwiepte stokje op te vangen. Weet hij het stokje met twee handen op te vangen dan heeft hij een van tevoren bepaald aantal punten verdiend.(Bijvoorbeeld 10 punten) Bij het met één hand vangen van het stokje verdient hij het dubbele aantal van de afgesproken punten.(Dus 20 punten) Wordt het kleine stokje door de tegenstander opgevangen, dan wordt er nu van plaats gewisseld.
Je probeert het stokje dus zodanig weg te zwiepen, (naar links, rechts of zo laag mogelijk) om het de tegenpartij zo moeilijk mogelijk te maken het stokje te vangen. Heeft de tegenpartij het weggezwiepte stokje niet weten te vangen, dan moet hij vanaf de plaats waar het stokje op de grond is terechtgekomen, de langere stok, die intussen dwars over de stenen of het sleufje is geplaatst met het stokje zien te raken. Lukt het de tegenstander het stokje zodanig te gooien dat het tussen de stenen of in de sleuf terechtkomt, dan heeft hij weer een aantal punten weten te scoren. Zowel bij het raken van de lange stok als het tussen de stenen weten te gooien van het kleine stokje, wordt dan van plaats gewisseld.

Tweede ronde.


Nu pak je de lange stok met daarover gekruist de korte stok met één hand vast, zwaai je arm omhoog en laat het korte stokje los. Probeer nu het korte stokje in zijn vlucht een flinke klap te geven met de lange stok. Mis je het stokje, dan wordt er gewisseld. Lukt het je echter het stokje weg te slaan, dan moet de tegenstander proberen deze te vangen. Vangt de tegenpartij het stokje niet, dan moet hij vanaf de plaats waar deze terechtgekomen is, het stokje zo dicht mogelijk bij de stenen of het sleufje zien te gooien. De lange stok wordt nu dus niet dwars over de stenen of de sleuf geplaatst, want als slagpartij mag je nu met de lange stok proberen het terug gegooide stokje weg te slaan. De tegenpartij mag het stokje nu niet vangen.
Je telt nu je aantal gewonnen punten, door de lange stok in het midden vast te houden en deze al draaiend en tellend richting stenen of gleuf te lopen.
Om van beurt te kunnen wisselen moet je natuurlijk proberen het stokje tegen de stenen of de lange stok aan zien te gooien, zonder dat deze terug geslagen kan worden. Maar ook indien de afstand van het stokje, (na het terug naar de stenen gooien) tot de stenen of de sleuf gemeten net of korter dan de lengte van de lange stok is, (elk gemeten stoklengte telt namelijk één punt) dan wordt er ook van beurt gewisseld. Is de afstand veel groter, dan is elke stoklengte gemeten vanaf de plaats waar het stokje terechtgekomen is tot aan de stenen (sleuf) een punt voor de slagpartij.

Derde ronde.
Het korte stokje wordt nu zodanig over een steen of in de sleuf geplaatst dat een kort stukje van dit stokje over de steen of uit de gleuf steekt.
Met de lange stok sla je dan op het gedeelte van het stokje dat over de steen of sleuf heen steekt, waardoor het stokje omhoog schiet. Voordat het stokje weer op de grond valt moet je proberen deze zover mogelijk weg te slaan. Dit mag je drie keer proberen, lukt dit niet dan wordt er gewisseld. Elke (lange) stoklengte vanaf het punt waar het stokje is neergekomen tot aan de stenen (gleuf) telt dan voor één punt. Hier geld ook dat als je tegenstander het weggeslagen stokje heeft weten te vangen, je af bent
Lukt het je echter om, voordat je het stokje van je af slaat, deze eerst nog een keer omhoog te tikken, dan werd het aantal punten niet met de lange maar met de korte stok bepaald. Hoe vaker je het korte stokje op kon tikken, alvorens het van je af te slaan, hoe meer punten je kon verdienen. Hoe deze telling verder gaat weet ik niet meer zo precies, ik geloof dat bij twee keer op tikken je voor elke gemeten lengte met de lange stok tien punten mag rekenen en bij drie keer op tikken steeds tien punten per afgemeten lengte met het kleine stokje.
Wie het eerst het van tevoren afgesproken aantal punten weet te behalen is de winnaar. De winnaar mag nu het kleine stokje zover mogelijk wegslaan, waarna de verliezer de winnaar vanaf de plek waar het stokje is terechtgekomen op zijn rug naar de startplaats moet dragen.
Noot: Een oom van mijn vrouw vertelde dat hij vroeger in Friesland een soortgelijk spel als Gatrik en Patok lélé speelde, onder de naam Tiepelen. Alleen is hier het korte stokje aan beide uiteinden in een punt geslepen. Verder kon je dit korte stokje net als in Indië op twee platte stenen of boven een geultje opstellen, waarna je ( de slagspeler) deze met een langere stok zover mogelijk weg probeerde te zwiepen. Wordt het korte stokje door zijn tegenspeler ( de veldspeler) die verderop stond met twee handen opgevangen dan heeft hij 25 punten verdiend. Wordt het stokje met één hand opgevangen dan heeft de veldspeler 50 punten gewonnen. De veldspeler moet nu vanaf de plaats waar hij het stokje heeft opgevangen of indien hij het stokje niet heeft weten te vangen, vanaf de plaats waar het stokje (Het kleine stokje werd toen de klinkerd genoemd.) is terechtgekomen, de lange stok die de slagspeler inmiddels dwars op de stenen of over de sleuf heeft gelegd met het kleine stokje zien te raken. Lukt dit dan wisselen de spelers. Komt de klinkerd in de buurt van de lange stok dan mag de slagspeler (ook wel de tiepelaar genoemd) met de lange stok op het spitse eind van de klinkerd slaan, zodat het omhoog springt, waarna hij het in de lucht nog een klap mag geven. In totaal mag hij dit drie keer doen. De bedoeling is dat de klinkerd zo ver mogelijk van de sleuf of stenen af komt te liggen. Dan telt hij de passen tot aan de sleuf, waarna gewisseld wordt. Wie het eerst het afgesproken aantal punten haalt is de winnaar.
In plaats van twee platte stenen of een in de grond gemaakt geultje, wordt de klinkerd ook wel voor op de klompen opgesteld en vandaar uit met de langere stok weg gezwiept.