Startpagina | verantwoording en mensen die hebben meegeholpen | scholen | Wasserijen | Verenigingen | Filmpjes | Verhalen van "oud" Ordernaren | Luchtfoto's en Overzichten | Kunst in Orden | Boeken over Orden | Geschiedenis | Bedrijven | Winkels | Verdwenen namen en straatnamen | 1940 - 1945
U bevindt zich hier: Startpagina

1940 - 1945

Bevrijding van Apeldoorn 17 april 1945

foto: Gerrit van Norel.

Op de foto boven is een bevrijdingspoort gebouwd op de Jachtlaan. Links achter de mannen zijn de schuren van de Haas en van Brero te zien.

de bevrijders

De bevrijders brachten niet alleen vrede maar kregen ook relaties met de bevolking. Mijn Canadese oom en Higlander Rufus McComiskey trouwde met Gerrie de Graaf. Zij stichten een gelukkig gezin in Canada.

Russische vogeltjes van Herman Veldhoen.

Al meer dan 70 jaar heeft Herman Veldhoen 2 Russische vogeltjes in zijn bezit gehad en lange tijd heeft hij gezocht naar de andere kinderen die zich zijn verhaal nog kunnen herinneren. Herman is inmiddels overleden en de vogeltjes zijn in bezit van zijn dochter. De wens van Herman was dat de vogeltjes t.z.t. naar Kleinzoon Tom zullen gaan omdat beiden een interesse in de 2e W.O. hadden. Lees verder>> Russische vogeltjes van Herman Veldhoen.

het Marechausseemonument

Dit monument is op 26 oktober 1949 door Koningin Wilhelmina onthuld en herdenkt de 118 marechaussees die in de Tweede Wereldoorlog én later in Indonesië zijn omgekomen. Al in de meidagen van 1940 vielen de eerste doden. Een deel van de marechaussee kon via België en Frankrijk Engeland bereiken. Velen werden later in Nederland geparachuteerd om te helpen bij het verzet. Vier van hen werden na hun dropping gearresteerd en 'op de vlucht' doodgeschoten.
Anderen landden in 1944 in Normandië en hielpen bij de bevrijding van West-Europa.
Van de in Nederland achtergeblevenen gingen sommigen in het verzet; een aantal heeft dat niet overleefd.
De leerlingen van groep 8 van de st.Victorschool uit Apeldoorn zijn jaarlijks bij de herdenking aanwezig, zij hebben het monument geadopteerd.

het Keienmonument

Het Keienmonument in Apeldoorn is opgericht ter nagedachtenis aan vijftien verzetsmensen en een Amerikaanse militair die in de strijd tegen de bezetter om het leven zijn gekomen.

De namen van de zestien slachtoffers luiden:
A.L. Ansems, J. Balk, Johannes Arnoldus van Bijnen, P.H. Corts, H.G. Drost, J. Engelaan, Samuel Esmeijer, L.J. Kleiboer, T.J. Kroeze, Bill F. Moore, S. Postma, J.D. Suyling, Huibert Verschoor, J. Vos, G. Westdijk en J. Van Zanten.

Samuel Esmeijer, 22jaar was een jonge adjunct-inspecteur van politie in Rotterdam. In september 1943 is hij ondergedoken en heet hij zich aangesloten bij een verzetsgroep rondom het illegale blad ‘Trouw’. Onder de schuilnaam ‘Paul’ werd hij leider van een Rotterdamse Knokploeg, die betrokken was bij een sabotagegroep die onder meer overvallen pleegde op de gevangenissen aan de Noordsingel en het Haagsche Veer.

Johannes Arnoldus (schuilnaam ‘Frank’) van Bijnen was een belangrijke verzetsman die eerst een leidende rol had bij de ‘Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers’ en later vanuit de landelijke KP betrokken is geweest bij allerlei sabotageacties.

Op 28 november 1944 heeft Samuel Esmeijer (leider van een Rotterdamse Knokploeg) samen met enkele kameraden, waaronder Frank van Bijnen, in Apeldoorn een overval op de Willem III-kazerne voorbereid. In de kazerne waren veel Duitse militairen gelegerd. Ook zaten in de kazerne leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten gevangen. Zij waren op 22 november 1944 door de Sicherheitsdienst gearresteerd tijdens een vergadering van het verzet in het gebouw van de Kamer van Koophandel in Utrecht. Om deze kopstukken te bevrijden, wilde het landelijke verzet een overval plegen op het complex.

Geen eenvoudige taak, want het terrein was zwaar bewaakt. Er moet nu informatie worden verzameld over de situatie in en om de Willem-kazerne III kazerne. Een plattegrond, waarop de barakken, waar de verzetsvrienden gevangen zitten, is dringend nodig om de bevrijdingte kunnen voorbereiden. Er is weinig concrete informatie en een zeer onvolledige situatietekening. Frank en Paul gaan te voet via bet kruispunt Asselsestraat, Frankenlaan en Polhoutweg. Mannen, die in een bosje aan het werk zijn, waarschuwen hen om niet verder te gaan. Frank en Paul gaan verder, ze moeten wel…..Ze komen tot aan het prikkeldraad en observeren het kazerneterrein. Een Duitse officier fietst de kazernepoort uit. Hij heeft de beide verzetsstrijders in de gaten. Hij houdt hen aan en vraagt naar hun papieren. Een soldaat krijgt het bevel de twee te fouilleren. Op dat moment trekt Paul zijn pistool en schiet. Maar het wapen ketst! Frank en Paul slaan op de vlucht. De vluchtelingen rennen door de Frankenlaan en verdwijnen, door de Duitsers op hun hielen gezeten, in het loofhout aan de andere kant van de laan. De officier schiet Paul neer. Hij is op slag dood. De Duitsers laten het stoffelijk overschot in de berm van de Frankenlaan liggen.Tijdens de verkenning ter voorbereiding van de overval werd de groep betrapt. In het vuurgevecht dat volgde, kwamen Esmeijer, 23 jaar en later ook Van Bijnen om het leven. Huib Verschoor, die de mannen naar de kazerne had gereden, werd aangehouden en in een kleine cel met nog dertien andere gevangenen geplaatst. Om een nieuwe overval te voorkomen werden vier dagen na de schietpartij twaalf verzetsstrijders en een Amerikaanse vlieger uit hun cellen gehaald en net buiten de kazernepoort gefusilleerd.

In 1950 wordt Johannes Arnoldus van Bijnen postuum onderscheiden met het ridderkruis der 4e klasse van de Militaire Willemsorde. Op 31 augustus 1985, de Dag van het Verzet, krijgt een deel van het kazernecomplex aan de Berghuizerweg in Apeldoorn een nieuwe naam: Frank van Bijnenkazerne. Samuel Esmeijer is het symbool geworden van de ‘goede’ Nederlandse politieman in bezettingstijd. Na de oorlog is Esmeijer postuum onderscheiden met het Verzetskruis. Een tweede eerbewijs voor de aspirant-politieofficier Esmeijer is de naamgeving van de Nederlandse Politie Academie op de Kleiberg in Apeldoorn.

Onthulling
Het Keienmonument werd op 2 december 1946 door Ab Kleisen van de Apeldoornse afdeling van de Gemeenschap van Oud Illegale Werkers aan de Gemeente Apeldoorn, in de persoon van burgemeester A.L. des Tombe, overgedragen.

Gedenkstenen Joods Apeldoorn

Ook in Apeldoorn was er jacht op de Joden. Eén van die gezinnen in Orden die is afgevoerd was het gezin Bendik aan de jachtlaan
Marcus Bendik was getrouwd met Anna Bendik. Het echtpaar had drie kinderen: Bartha, Levie Philippus en een kind dat de oorlog heeft overleefd. Het gezin woonde in de Jachtlaan 204 in Apeldoorn

In Apeldoorn wordt een onbekend aantal Joden uit hun huizen gehaald en lopend naar het plaatselijke treinstation geleid. Een andere bron vermeldt wel een aantal en spreekt over zevenenzestig opgepakte Joden.
Van daaruit worden ze per trein naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Onder hen zijn Marcus en zijn dochter Bartha. Marcus en Bartha worden op 18 november 1942 in Kamp Westerbork geregistreerd. Van Anna is er geen registratiedatum bekend, maar het is aannemelijk dat zij gelijktijdig is opgepakt en ingeschreven.
Op dinsdag 24 november 1942 worden Marcus, Anna en Bartha, samen met 706 anderen, met transport 38 naar Auschwitz gedeporteerd. De trein komt op vrijdag 27 november 1942 aan op het treinstation van Auschwitz. Marcus, Anna en Bartha worden meteen na aankomst in het vernietigingskamp om het leven gebracht.

Op een niet gedateerd document van de gemeente Apeldoorn, opgesteld in opdracht van, of door de bezetter, staat beschreven dat het woonhuis van het gezin Bendik niet meer bewoond is, maar ook nog niet is ontruimd en dat de sleutels in het bezit zijn van de politie. Op basis van alle namen en adressen die in het document worden vermeld, valt op te maken dat de lijst tussen eind november 1942 en half januari 1943 opgesteld is.

Bron(en meer informatie):https://www.joodsmonument.nl/

Uit de dagboeken van v.Houtum , Hardonk e.a.

1941 ----- 13 juni vrijdag. VAN HOUTUM. Van middernacht tot ruim vier uur passeren vele vliegtuigen. Om twee uur horen wij een zware bomontploffing. Tegelijkertijd passeert er een trein in het Willemsbos. De bom is op 500 meter van de kazernes in het Orderbos gevallen. 's Morgens ga ik naar de bomkrater kijken. Deze is op een heuvel en ongeveer één meter diep en drie meter breed. Alle bomen binnen 20 meter zijn vernield en tot een afstand van 200 meter komen nog beschadigde bomen voor. Het schijnt één van de grootste Engelse bommen met de nieuwe springstof te zijn. De scherven die gevonden worden zijn hoogstens acht cm lang en twee à drie cm dik. Vele burgers zagen de vernielde bomen in stukken om nog een hoeveelheid brandhout te kunnen meenemen voordat de boswachter komt. 's Middags komt de Ortskommandant kijken. Na zijn bezoek mag niemand meer in de buurt van de bomkrater komen wegens het grote gevaar van nog voortdurend afknappende bomen. 's Avonds valt nog een boom van 40 cm dikte om.

1943 ----- 19 juni zaterdag. HARDONK. De Duitsers nemen een deel van het Orderbos in beslag. Het ligt naast de kazernes en zal geheel worden omgehakt om een schootsveld te krijgen. Wat zijn ze toch bang! Zoals bekend wordt er bij Harskamp een groot concentratiekamp gebouwd. Al het materiaal ervoor nodig wordt gestolen. Het prikkeldraad en de verdere afrastering (onder meer betonnen palen) worden langs de bossen en weiden weggehaald.

1944 ----- 13 juni dinsdag. HARDONK. Vannacht geweldig veel vliegtuigen. Een eentonig gebrom en gezoem. Een Engelse bommenwerper hoog boven het Willemsbos uit elkaar gesprongen. Verscheidene onderdelen overal heen geslingerd en kwamen in het Orderbos terecht.

1945 ----- 7 februari woensdag. HARDONK. Regenachtig en zacht met veel wind. Een V-1 in het Orderbos achter de Willem III kazerne neergekomen. VAN HOUTUM. Om 4.10 uur komt een vliegende bom brandend over Apeldoorn. Hij stort in het Orderbos

1945 ----- 8 mei dinsdag. HARDONK. Zonnige dag. 's Morgens naar het Orderbos geweest om het bos te bekijken. Langs het Asselsepad is het een hopeloos gezicht, alles weggekapt. Verderop in de buurt van de grintgraverijen en sprengen is alles nog gespaard. Vanmiddag Churchill gehoord die officieel de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland bekend maakte. De Duitsers hebben langs de lijn Amersfoort - Apeldoorn alles grondig vernield: seinpalen, telegraafverbindingen, enzovoort.

*
Neergestort vliegtuig nabij kazerne.
Begin 1945 gebruikten de Engelsen enkele verouderde Wellintons om met speciale apparatuur aan boord de Duitse radioverbindingen af te luisteren. Op 25 maart vloog een van deze toestellen boven Apeldoorn. Het werd door het afweergeschut geraakt en kwam brandend
neer bij de kazernes. Alle vijf de bemanningsleden kwamen daarbij om.
Uit: "Monumenten", biz. 125

Dode man op de Frankenlaan.

Onderstaand een verhaal van Ab van der Velde uit zijn boek "Jongens van Orden" over zijn jeugd in Orden tijdens de Oorlog.
Appie (ab) is aan het begin van de oorlog 6 jaar en woonde aan de Waterloseweg 216a in de buurt van kruidenier Vos. De huidige Frans van Mierisstraat. Zijn verhaal begin hier nadat hij met een paar vriendjes in het Boschbad had gekeken bij het neergestorte vliegtuig. Dat vonden ze minder interessant en liepen het Asselsepad af.

Vanaf de boerderij van Venema lopen de jongens al pratend en spelend naar Assel en via Hoog Soeren weer terug. Niet over de gewone weg, maar over paden en paadjes dwars over de hei en door de bossen. Althans voor zover er niet plotseling door de Duitsers hoge prikkeldraadhekken of andere versperringen zijn geplaatst, zoals bij de Soerense bossen. Die bossen en terreinen mijden ze liever. Voor borden die aangeven, dat er achter dat bord landmijnen liggen, hebben ze helemaal ontzag. Ook het witte bord met doodshoofd en twee gekruiste botten eronder, doet ze eerbiedig een "straatje" omgaan.
Het is al laat in de middag, wanneer ze na de lange tocht achter de voetbalvelden van AGOVV langs, dus door Berg en Bos, weer op het Asselsepad uitkomen. Ze passeren het Asselsepad en lopen dwars het beukenbos door tot ze bij de Frankenlaan komen, op zo'n vijftig meter van de Duitse wachtpost met slagboom en prikkeldraadversperringen. De bedoeling is rechttoe, rechtaan, tussen de paar huizen die er staan door te lopen naar de Polhoutweg. En wanneer ze die kruisen, kun je de huizen van de jongens al zien liggen. De Frankenlaan is een mooie en ruim opgezette laan, die rechtstreeks, zij het met een bocht naar links, aansluit op de rotonde voor de gemetselde hoofdingang van de Willem III kazerne. Hier en daar staat er een villa aan de Frankenlaan. De laan zelf bestaat uit een wandel- en fietspad met rode tegels, dan een strook groen met struiken, vervolgens de bestrate weg voor auto's en paardenwagens. Aan de andere kant natuurlijk hetzelfde. Het is zo ongeveer half zes 's avonds en het begint al knap donker te warden. Het licht bij de geïmproviseerde ingang van de kazerne is al aan. Het is de vraag of de wacht vanaf zijn verlichte plek de jongens kan zien of kan horen. De jongens passeren het wandel- en fietspad en zien vanaf het fietspad in de groenstrook met struiken uitgespreide baddoeken liggen. *) Een buitenkansje, want alles is op de bon en textiel is ook met bonnen niet meer te krijgen. Ze lopen er naar toe en de eerste die aankomt bukt zich en trekt verheugd de prachtige handdoek naar zich toe. Van schrik stoppen de jongens achter hem. Want terwijl de eerste nog verliefd naar z'n verworven baddoek kijkt, staren de beide andere jongens in het gelaat van een dode man. Het onderlichaam van de man is nog door een tweede baddoek aan hun oog onttrokken. Onmiddellijk kijken ze naar de wacht. Maar die staat rustig voor z'n wachthokje en heeft hen duidelijk nog niet opgemerkt. "Godverdomme", zegt een van de jongens sissend. "Dit is geen zuivere koffe". Besluiteloos kijken ze naar de dode man."Dat moet een ondergrondse zijn", weten ze. Maar waarom ligt hij hier zo dicht bij de poort en nog wel zo netjes toegedekt? Weer vloekt er een. Een ander grist de baddoek uit handen van z'n vriendje en gooit deze weer snel over het gezicht van de dode man. Maar kennelijk niet netjes genoeg, want terwijl het groepje gehaast, maar uiterst waakzaam wil weglopen, keert er een zich om en spreidt met grote behoedzaamheid opnieuw, maar nu keurig netjes, de baddoek over de dode. Dan steken ze de straat over en verdwijnen in het struikgewas aan de andere zijde van de laan. De jongens zijn opgelucht, dat ze zonder gezien te zijn kunnen wegkomen. Echt vervelend vinden ze het dat ze geen alarm durven te slaan. Ze vinden het gevaar, dat ze bij iets betrokken warden, waar ze niets mee te maken hebben, te groot ." De man is toch niet meer te redden", vindt ieder van de jongens. "Met name de SS en de SD zijn onberekenbaar", weten ze. "Die moet je ver van je houden ". Een paar dagen later zijn ze, zo argeloos als maar mogelijk is, gaan kijken. De dode man is verdwenen. Ook thuis vertellen ze er niets van, bang als ze zijn hun vrijheid te verliezen. Oak Appie doet dat niet, niet omdat hij het niet wil, maar gewoon, omdat het in de keuken lekker warm en gezellig is en hij er daarom gewoon niet meer aan denkt. Moeder Truus is kind onder de kinderen, meer een vriendin dus. Je kunt haar alles eigenlijk wel vertellen. Maar ook weer niet alles. Wat de grote jongens met de meisjes uitspoken, dat zou hij niet durven vertellen. Dat wil hij ook niet, want dan ben je een klikspaan, een lulla, ook omdat de meiden zelf het allemaal prachtig vinden.

*) E op onderstaande kaart.

Ruim 50 jaar na de ontmoeting met de dode man bij de ingang naar de kazerne, leest "Appie" wie de man is, waarom hij daar ligt en wat de aanleiding is. het Keienmonument

Neergestort vliegtuig

Nog een verhaal van Ab van der Velde uit zijn boek "Jongens van Orden" over zijn jeugd in Orden tijdens de Oorlog.
Appie (ab) is nu ongeveer 9 jaar en woonde aan de Waterloseweg 216a in de buurt van kruidenier Vos. De huidige Frans van Mierisstraat.

Held in Appie's ogen is de bemanning van een bommenwerper die op zo'n 400 meter van zijn huis neerstort. Het loopt tegen het einde van de oorlog. Iedereen voelt dat. Appie, zijn moeder en Dora slapen inmiddels met z'n drieen in het tweepersoonsbed op de tussenslaapkamer. Die kamer is niet alleen kleiner dan de voorslaapkamer, maar heeft ook maar een buitenmuur. Volgens moeder Truus moet het er dus warmer zijn en zeker nu ze ook nog eens met z'n drieen in bed dicht tegen elkaar aankruipen.
Het is donker. Door een aanzwellend geluid van een vliegtuig worden ze wakker. Het geluid wordt steeds sterker en angstaanjagender. Het neemt zo'n omvang aan, dat Appie denkt:"dit is het einde".

Wat kan dat nu zijn? Tot hij vanuit het dakkapelletje een enorm groot vliegtuig ziet, dat recht over hun huis vliegt, naar zijn inschatting op een hoogte van nog geen 30 meter. Eigenlijk ziet hij niet het vliegtuig, maar een deel ervan, dat het hele raam vult. Een moment later realiseert hij zich, dat het niet meer op hun huis terecht kan komen, maar waarschijnlijk op het huis van Bertus of dat van de familie Moorman of op de wasserij van Meijer, die nog geen 200 meter verderop ligt.Het vliegtuig beweegt zich tergend langzaam van hun huis af en is nu helemaal te zien. Er komt rook uit. Het moet aangeschoten zijn. Gespannen kijken ze met z'n drieen uit het raam. Het lijkt wel eeuwen te duren, maar er gebeurt niets. Als eerste vliegt het over Bertus' huis, vervolgens over dat van Moorman en gelukkig, het scheert ook over het huis van Jesje Meijer. Niet te geloven gewoon. Het blijft nog even stil, tot ze het vliegtuig horen vallen. Appie verwacht een enorme knal, zoals bij de inslag van een bom of zo, maar dat is niet het geval. Het lijkt meer op het gerommel van een gebouw dat langzaam instort, maar dan iets helderder van geluid. Je zou het gerommel kunnen noemen van iets dat in elkaar schuift. Niet opwindend, bijna rustgevend. Met z'n drieen blijven ze kijken door het raam in de richting waarin het vliegtuig verdween. Ze zijn er zeker van, dat het vliegtuig achter de fabriek moet zijn gevallen. Het heeft noch het huis van Dora's vriendinnetje Jesje Meijer geraakt, noch de hoge schoorsteen van de fabriek. dat weten ze zeker. Zo laag en dan toch niets raken. Ongelofelijk gewoon en ze kijken nog eens verbijsterd uit het raam. "Misschien is hij wel op de garages van de kazerne gevallen ",oppert moeder Truus, die er niet direct bij stil staat dat zij en haar kinderen juist aan de dood ontsnapt zijn. Aan de wasserij-boerderij van Klauwers, die vlak acbter wasserij Helderoord van Chris Meijer is gelegen, denken ze op dat moment niet. Daar hebben ze ook niet zoveel mee.
Maar gelukkig blijkt de andere dag dat het vliegtuig ook niet op Klauwers terecht te zijn gekomen, maar een kleine 200 meter verder in de beek, die langs het kazerneterrein loopt en die de beide wasserijen van het zuiverste bronwater voorziet, dat je je maar in kunt denken. Bij warm zomers weer spelen de kinderen er veel in. *)

De buurtjongens kunnen het moment nauwelijks afwacbten, dat de plek wordt vrijgegeven. Ze willen gaan zoeken naar alles wat maar bruikbaar en interessant is.Drie dagen later is bet zover. Appie vindt een "two shilling" stuk met het jaartal 1943 erop en de beeltenis van koning "George VI". Die munt zal hij zijn hele leven blijven koesteren. Maar ook vindt hij een groot stuk vliegtuigglas. Daar kan je zulke mooie ringetjes en andere sieraden van (laten) maken. De "kop" van het ringetje of het hangertje wordt dan doorboord met drie gaatjes van zo'n millimeter doorsnee en dan met rode, witte en blauwe verf opgevuld. Ruilhandel is allang gemeengoed geworden en Appie kan het stuk glas voor van alles en nog wat met grote mannen ruilen. Die willen het maar al te graag hebben. Hij wil er echter geen afstand van doen en zal dat ook nooit doen, evenals van de munt die iedereen van hem wil hebben.

Of het echt vliegtuigglas is, kun je makkelijk testen. Je houdt er maar een brandende lucifer bij en als bet echt vliegtuigglas is, gaat het na een tijdje met een zacht knetterend geluid branden en wordt het ookzacht. Het brandende glas geeft dan een speciale zuurtjesachtige reuk af. En <lat doet bet. Het glas is dus de goede kwaliteit. Het is geen glas, zoals <lat in een huis zit, maar meer kunstglas.
Echt tragisch is het, wanneer de jongens een stuk been van een van de vliegers vinden. Een stuk ongeveer vanaf z'n knie. Zijn hoge militaire kistje heeft het been nog aan. De jongens twijfelen, wat daarmee te doen. Er is weinig belangstellingstelling voor, althans niet bij de,aanwezige ouderen. De jongens besluiten het op een rustig plekje te begraven. Het lijkt wel of de jongens de hele man begraven, met zoveel toewijding en respect wordt het stuk van zijn stoffelijk over­ schot begraven, met schoen en al uiteraard.

Na de "begrafenis" wordt het zoeken in de puinhoop naar materieële zaken weer vlijtig voortgezet, alsof er niets gebeurd is. Ze vinden bet wel "stom" van die piloten, dat ze niet voor de val met de parachute uit het toestel gesprongen zijn. Maar ze worden voor hen helden, wanneer Appie's moeder oppert dat de bemanning er wel eens alles aan gedaan zal kunnen hebben niet op de woonhuizen te storten."Nou", denkt Appie, "als dat waar is, hebben ze met z'n drieen misschien wel het leven aan deze dappere Engelsen te danken!"

Hij raakt nog meer verknocht aan de munt met de afbeelding van de Engelse koning George VI. Alsof de koning zelf in het vliegtuig heeft gezeten.

*) T op bovenstaande kaart

Ontsnapping van Graeme Matthew Warrack

Als onderdeel van de 1e Luchtlandingsdivisie werd Warrack op 17 september 1944 gedropt ten westen van Arnhem. Hij had op dat moment de rang van kolonel en was plaatsvervangend bevelhebber van de medische dienst van de divisie. De Britten hadden de opdracht de Rijnbrug bij Arnhem te veroveren, waarna de geallieerden snel konden oprukken naar het hart van Duitsland. De tegenstand was echter veel groter dan verwacht en de snelheid waarmee de geallieerde grondtroepen oprukten verliep veel trager dan gepland. De slagkracht van de divisie slonk snel en door gebrek aan medische middelen konden de gewonden niet goed worden geholpen. Via de SS-arts Egon Skalka kwam Warrack in contact met de Duitse generaal Wilhelm Bittrich en maakte afspraken voor een twee uur durend staakt-het-vuren op 24 september, zodat de Duitsers tweeduizend gewonde Britten weg konden halen. Zij werden krijgsgevangenen, maar konden tevens rekenen op medische zorg die hun eigen divisie op dat moment niet meer kon bieden.

Gevangenschap en ontsnapping
Een dag later trokken de restanten van de 1e Luchtlandingsdivisie zich over de Rijn terug naar de eigen linies. Warrack bleef achter bij de Brits gewonden. Samen met ongeveer achttienhonderd gewonden en de rest van het medisch personeel werd hij overgebracht naar de Koning Willem III-kazerne in Apeldoorn waar een tijdelijk hospitaal werd ingericht. Het ziekenhuis mocht door de Britten zelf worden gerund als zij beloofden niet te ontsnappen. Kort voor 26 oktober kreeg Warrack te horen dat alle gewonden naar Duitsland zouden worden overgebracht. Daarop besloot hij zich te verstoppen in een kleine holle ruimte boven zijn kamer tussen twee muurkasten. Technisch gezien beschouwde Warrack dat niet als ontsnappen aangezien hij het ziekenhuis niet verliet. Hij brak zijn belofte aan de Duitsers dus niet. Twee weken later echter, op het moment dat de kazerne verlaten was, verliet hij Apeldoorn en trok naar het zuiden.

Warrack klopte aan bij Huize Cuandair van de familie Kröner op de weg naar Hoenderloo. De familie ving hem op en bracht hem naar de boer Wolfswinkel in Lunteren waar meer achtergebleven geallieerde soldaten waren opgevangen.

Tijdens de nacht van 19 op 20 oktober 1944 vond Operatie Pegasus I plaats. Een groep van ongeveer honderdveertig man, merendeels achtergebleven Britse troepen, trok dwars door de Duitse linies heen, stak de Rijn over en keerde terug in bevrijd gebied. Overmoedig geworden door dit succes organiseerde het Edese verzet een maand later een tweede ontsnappingspoging, operatie Pegasus II. Warrack nam hier aan deel. De actie liep echter uit op een fiasco. De groep viel uit elkaar en werd ontdekt. Slechts een handjevol bereikte de overkant van de Rijn, de meeste deelnemers werden gevangen gemaakt. Sommigen moesten hun betrokkenheid met de dood bekopen. Warrack slaagde erin zijn weg terug te vinden naar de familie Kröner, dit keer in het gezelschap van de Amerikaanse vlieger John Low.

Bij de familie Kröner werden kort daarna Duitse soldaten ingekwartierd waardoor Warrack en Low werden overgebracht naar de familie Van den Top aan de Dijkerweg 22 in Kootwijkerbroek. Via Barneveld vond hij eind januari onderdak in Huis te Maarn bij Doorn, waar hij met drie collega-chirurgen, onder wie Alexander Lipmann Kessel, bij de familie Idenburg verbleef. Een paar dagen voegde de gewonde brigadegeneraal John Hackett zich bij hen. Op 2 februari werd de groep door Loek Caspers en Johan Snoek ondergebracht in Groot-Ammers, waar de koster Gerrit Hakkesteeg hen verborg in de plaatselijke Nederlandse Hervormde Kerk. Daarna werd koers gezet richting Sliedrecht, waar hij samen met de andere artsen en Hackett per kano via de Biesbosch naar Lage Zwaluwe in bevrijd gebied zou worden overgezet.

Naoorlogse jaren
Warrack verliet de actieve militaire dienst in juni 1946. In 1963 publiceerde hij een boek over zijn oorlogservaringen: Travel by Dark. After Arnhem, in het Nederlands verschenen als Tocht door het duister. Dit boek diende als basis voor de film Arnhem: het verhaal van een ontsnapping (1976), een productie van de NOS en de British Broadcasting Company. In de film Een brug te ver (1974) was het personage van kolonel Weaver gebaseerd op Warrack.

Eerbetoon
Na de oorlog werd Warrack benoemd tot de Orde van het Britse Rijk.

Op 21 september 1984 onthulde Graeme Warrack zelf in de Koning Willem III-kazerne de Airborne-plaquette aan de buitenmuur van gebouw 24, dat ook naar hem vernoemd is. In de kazerne is Warracks kamer (kamer 8) ingericht als traditiekamer. De Koninklijke Marechaussee eert Warrack jaarlijks met het Graeme Warrack Memorial Event. Dit is een tweedaagse mars van 97 kilometer waaraan alle marechaussees deelnemen die hun initiële opleiding volgen in de voormelde kazerne.

De film is aan de donkere kant.
https://nos.nl/video/2323125-arnhem-verhaal-van-een-ontsnapping

Asselsestraat , Pelitawoningen.

Op 17 november 2025 is het 78 jaar geleden dat de Stichting Pelita is opgericht. Beginnende bij Asselsestraat 323 staan vier huizenblokken van ieder vijf woningen. Elk huizenblok bestaat uit vier duplexwoningen met drie voor deuren aan de zijkant van het blok en een woning .met een verdieping in het midden. Naast de voordeur van het middenhujs is een terracotta tegeltje met de afbeelding van een olielampje met de naam 'Pelita' in 'de muur gemetseld.

De geschiedenis van Pelita begint in mei 1940. In het voormalig, toen nog vrije Nederlands-Indië werden inzamelingen georganiseerd en fondsen gesticht voor de geallieerde zaak in Nederland. Een van die fondsen was het Spitfirefonds. lees hier verder: Pelitawoningen

Pelitawoningen , de bewoners

vrnl Judy, moeder en zus Karla

Negen jaar was Judy Prelle toen zij in 1950 op de boot stapte om de reis naar Nederland te maken. Ze was één van de drie kinderen van Karl en Minie Prelle die in Nederlandsch-Indie een bestaan hadden opgebouwd. De inval van de Japanners schopte het rooskleurige toekomstbeeld volkomen in elkaar.

Vader werd gescheiden van zijn vrouw en kinderen. Hij moest slavenarbeid verrichten voor de 'Jappen' en was op18 augustus 1944 een van de 5500 slachtoffers vande scheepsramp met de Juniumara, het Japanse schip dat door Engelse torpedo's tot zinken werd gebracht. Minie en de kinderen zaten op dat moment in een Jappenkamp en hoorden pas veel later officieel dat zij geen man en vader meer hadden.
Karl Prelle was Nederlander en het lag voor de hand dat ze naar Nederland zouden gaan. Het duurde lang en het was een tocht vol hindernissen alvorens Minie, de kinderen en een oma in Apeldoorn arriveerden, in een Pelita-woning aan de Asselsestraat 325. Vanuit Semarang, waar zij gevangen hadden gezeten in een Jappenkamp, ging de reis via Singapore naar IJmuiden waar het gezelschap in de herfst arriveerde. Lees hier verder: Judy Prelle